Saksische Soepkruiderij - Biologisch - 25 gram
Fijne soepkruiderij van inheemse wilde bloemen, kruiden en wortels.
Ingrediënten:
- Lindebloesem * (Tilia)
- Knoflook * (Allium sativum)
- Hondsdraf * (Glechoma hederacea)
- Jeneverbes * (Juniperus communis)
- Karwij * (Carum carvi)
- Vlierbloesem * (Sambucus nigra)
- Paardenbloem en –blad * (Taraxacum officinale)
- Grote Gele Gentiaan * (Gentiana lutea)
- Duizendblad * (Achillea millefolium)
- Wilde Cichorei * (Cichorium intybus)
- Meesterwortel * (Peucedanum ostruthium)
(* Van gecertificeerde biologische landbouw)
Deze Saksische Soepkruiderij is samengesteld uit inheemse (wilde) planten: geurige boombloesems, bloemen, kruiden, specerijen en waardevolle (bitter)wortels.
Smaak: Aromatisch-licht bitter met lieflijke tonen uit de bloemen.
Gebruik: Speciaal kruidenmengsel voor soep. Neem een half theelepeltje soep kruiderij op een liter soep voor een milde smaak tot anderhalf theelepeltje voor een licht waarneembare bittere smaak.
Gedroogde kruiden bewaren: Luchtdicht en beschermd tegen licht in een glazen pot. Op deze manier blijft het product langer vers!
Lindebloesem - Tilia
De Linde is een geslacht van bomen uit de kaasjeskruidfamilie (Malvaceae). De soorten van dit geslacht komen voor op het noordelijk halfrond in Europa, Noord-Amerika en Azië.
De Linde wordt in onze cultuur vereerd als gemeenschapsboom in het centrum van het dorp. Onder de Linde werden dorpsvergaderingen en -bijeenkomsten gehouden. De geur van lindebloesem is royaal en heeft iets lieflijks en geruststellends. Tijdens dorpsbijeenkomsten werd een voedzame en gezonde soep gekookt in een grote gezamenlijke ketel. Iedereen at soep uit de ketel, arm en rijk, tot een ieder verzadigd was.
Knoflook - Allium sativum
Knoflook is van alle culturen en wordt genoemd in de Edda, de Bijbel, de Talmoed en de Koran. De Germaanse volken hadden al verschillende wilde looksoorten in hoog aanzien. De knoflook is waarschijnlijk hier door de Romeinen geïntroduceerd. De naam luidde in het Middelnederlands ‘cloflooc’, dus klooflook, wat duidt op de kloofjes of spleten in de bol.
Knoflook werd bijna overal als ‘anti-demon’ middel gebruikt, om zich te beschermen tegen krankzinnigheid, de duivel, toverij onheil, boze blikken, afgunstige geesten, vampieren, geelzucht, de pest etc. Dit gebeurde bijvoorbeeld door knoflookdrankjes in te nemen, een ketting van knoflooktenen om te hangen, een krans op de deur te spijkeren, of door knoflook onder de muts te dragen.
De Codex Ebers uit Egypte vermeldde al 3500 jaar geleden knoflook. De arbeiders die aan de piramiden bouwden kregen knoflook te eten. Homeros vermeldt gebruik van knoflook door Nestor. Galenus raadde knoflook aan tegen zowat alle kwalen. Knoflook kan inderdaad bacteriëndodend werken dankzij de component allicine.
In de Romeinse tijd wist men dat knoflook de spieren versterkte. Vandaar dat gladiatoren vaak knoflook kauwden. Knoflook verhoogt inderdaad het testosterongehalte en is daarom ook een afrodisiacum (geslachtsdriftverhogend).
Hondsdraf - Glechoma hederacea
De Hondsdraf is een oude Germaanse geneesplant. De naam van de plant is waarschijnlijk een vervorming van het Midden-Nederlandse 'gonderave', waarbij 'gond' afgeleid is van het Oud-Engelse 'gund' dat etter of zweer betekent. 'Rave' komt van het Midden-Nederlandse woord 'reve' dat rank betekent. Het eerste deel geeft dus al aan dat de plant gebruikt werd als geneesmiddel tegen zweren.
Hondsdraf is in West-Europa heel algemeen en kan in allerlei soorten begroeiingen voorkomen. De plant is een goede bodembedekker, die ook 's winters groen blijft. In het voorjaar is de kleur van de plant min of meer paars door de lage temperaturen en in de zomer groen. De bladeren worden roodpaars als hij in het volle zonlicht staat. Hij is vooral te vinden in schaduwrijke bossen, grasland, hagen en bermen.
In onze contreien was de Hondsdraf in vroeger tijden, naast een geneeskruid, ook een belangrijk magisch kruid. Het was en is ook een belangrijke lentebode. Op sommige plaatsen was het bijvoorbeeld gebruikelijk om koeien die in de lente voor het eerst weer naar buiten gingen, eerst nog in de stal te melken, waarbij door een krans van Hondsdraf om de uier gemolken werd. Met een afkooksel van de Hondsdraf werden de melkemmers gewassen. Deze handelingen zouden de koeien beschermen tegen hekserij en diefstal van de melk door geesten in de wei. In de nacht van Beltane (30 april/1 mei) werd Haver met zout en Hondsdraf gemengd en aan de koeien gegeven ter bescherming. Ook bij broedende ganzen werd Hondsdraf in het nest gelegd om er voor te zorgen dat de ganzekuikens gezond zouden zijn.
De blauwe bloemen van de Hondsdraf waren gewijd aan Donar en zouden daarom beschermen tegen onweer. Men geloofde daarnaast dat Hondsdraf in de soep op Witte Donderdag het hele jaar tegen ziekte zou beschermen.
Behalve als beschermer werd Hondsdraf ook gebruikt als voorspellend kruid. Het op het hoofd dragen van een Hondsdrafkrans, gemaakt in de Beltane nacht, zou de volgende morgen de drager laten zien wie heksen zijn. Een krans om een gele kaars, gebrand op dinsdag, onthult wie negatieve magie tegen je gebruikt.
In de keuken kan Hondsdraf ook prima gebruikt worden voor iedereen die wel van een beetje bitter houdt. Hondsdraf was in de bierbrouwerij de voorloper van de Hop. Het was een smaakmaker en maakte het bier helder. De sterke kruidige bittere smaak doet het ook prima in rauwkost, salades, kruidensoepen, groenteschotels en aardappelgerechten.
Jeneverbes - Juniperus Communis
Deze groenblijvende struik of boom met naaldvormige bladeren behoort tot de Cypressenfamilie, Cupressaceae. De bessen hebben 2-3 jaar nodig om te rijpen zodat aan één boom donkerblauwe, rijpe bessen en groene, onrijpe bessen voorkomen. De boom stamt oorspronkelijk uit noordelijke streken, Noord-Azië en Noord-Amerika maar komt nu ook veel voor in de Zuid-Europese landen. Italië, Kroatië en Albanië zijn grote bessenleveranciers.
Duizenden jaren werd de Jeneverbes in vele beschavingen - van de Babyloniërs en de Egyptenaren tot die van de Tibetanen en de Noord-Amerikaanse Indianen - gebruikt als wierook bij de uitoefening van hun rituelen. Bij de Grieken was de Jeneverbes aan Hermes, de boodschapper der goden, gewijd.
In de middeleeuwen werden takken met bessen in de ziekenkamer verbrand ten einde infecties te voorkomen. De bessen werden gekauwd om zich tegen de pest te beschermen. Opgravingen hebben aangetoond dat er in Europa een levendige handel in Jeneverbessen bestond. De struik werd als een magisch kruid beschouwd omdat er een goede geest in schuilde die bescherming bood tegen duivels, kwade geesten en wilde dieren, daarom mocht een Jeneverbes niet gekapt worden.
Jeneverbes bezit een uitgesproken aromatische geur, die uit alle delen van de plant opstijgt. Het hout werd gebruikt om vlees te roken en de bessen worden traditioneel gebruikt om 'Gin' te parfumeren. Onze 'jenever' vindt zijn oorsprong in deze plantennaam.
Traditioneel werd het sap van de bessen ingedikt en met houtspanen gekookt om dit als huismiddel bij de behandeling van huiduitslag, jicht en waterzucht te gebruiken.
Karwij - Carum carvi
Karwij bloeit in mei en juni. De bloemschermen zijn samengestelde schermen die bestaan uit vijf tot zestien stralen, waarop groepjes kleine, wit tot roze, bloemen zitten. Aan de schermen zitten nul tot drie omwindselbladen en -blaadjes. De vrucht is een tweedelige splitvrucht.
Karwij (of Kummel) werd al in de oudheid gecultiveerd en als specerij gebruikt. Het is een van de oudst gekweekte Europese kruiden. Het kruid werd aangetroffen in Zwitserse paalwoningen. Het kan hier ook om wild groeiende planten gegaan zijn die in midden Europa veel voor komt. Waarschijnlijk volgt de kummel de mensheid op de voet.
Als kruidenplanten schijnt het toch door de Romeinen bij de Germanen bekend geworden te zijn want het woord kummel is een leenwoord uit het Latijn. Mogelijk heeft het de inheemse naam verdrongen.
Deze plant heeft bijzondere eigenschappen. Theophrastus bericht namelijk dat deze plant bijzonder goed groeit als men bij het uitzaaien vloekt of lastert. Hetzelfde zegt Plinius van cuminum en van het kruid ocimum. In Zuid Bohemen zegt men ook dat het vlas zeer goed groeit als je bij het uitzaaien goed vloekt. Als geurende plant verdrijft ze de boze geesten.
De verhalen gaan dat elk artikel dat de zaden bevat, gevrijwaard bleef van diefstal en zelfs had het de kracht om de bijna dief gevangen te houden totdat de rechtmatige eigenaar arriveerde. Op dezelfde manier bleef de liefde behouden door het in een liefdesmiddel te mengen. Het was een essentieel ingrediënt voor liefdesdranken. Landvolk strooit karwij uit voor kippen en duiven en sommigen zeggen dat deze duivenmelkers nog nooit een duif op de vlucht hebben verloren.
Vlierbloesem - Sambucus nigra
Vlier kennen we meestal als struik. Een vlier in je tuin, liefst dicht bij het huis, houdt vliegen en muggen op afstand want die houden niet van de specifieke vliergeur. Ook mollen moeten er niets van hebben. Het is een prachtige struik die samen met kamperfoelie (zij zijn familie van elkaar) in het voorjaar heel vroeg groene blaadjes toont.
Vlier komt bijna in heel Europa voor. Hij groeit daar in het laagland tot in het middelgebergte (in de Alpen tot 1500 m), op open plekken in het bos, in heggen en in de duinen.
Vlieren zijn vanouds cultuurplanten rond boerderijen.
Het Latijnse woord sambucus betekent schuiftrompet want vroeger werd vlierhout gebruikt voor het vervaardigen van fluitjes. De mergrijke vliertakken kunnen op latere leeftijd hol worden. Nu weet je meteen waar het woord 'vlierefluiter' vandaan komt. Het hout wordt nu nog wel eens gebruikt voor het maken van mondstukken voor midwinterhoorns.
De naam vlier zou zijn afgeleid van het Nederduitse vlieder wat betrekking heeft op het gevederde blad.
De vlier heeft voor mensen altijd een grote rol gespeeld. Hij is het symbool voor vruchtbaarheid en liefde. In Zweden kusten vrouwen die zwanger wilden worden een vlier. Vrouw Holle (uit het bekende sprookje van Grimm) zou onder een Holunder (in het Duits heet de struik Holunder) gewoond hebben. In de Germaanse mythologie is de godin Holla beschermvrouwe van de vlier/holunder. In een sprookje van Andersen is sprake van het vliermoedertje.
In veel landen mag men de vlier niet verminken of verbranden omdat hij een heilige boom is. De kippen zouden anders geen eieren meer leggen. Vlier biedt bescherming voor de bliksem. In Friesland plantte men vaak een vlier op een graf. Een op oudejaarsdag gesneden vliertwijg die tot een hoepel wordt gebogen en in het huis wordt opgehangen, zou het huis voor brand bewaren. Wie onder een vlier sliep, werd beschermd door Vrouw Holle tegen muggen, slangen en toverij. In Engeland dacht men dat kinderen die met een vlierroede geslagen werden, niet meer zouden groeien. Het zou gevaarlijk zijn, een huis daar te bouwen waar een vlier heeft gestaan. In Galicië en Roemenië gold de vlier als duivelsboom.
Ook de Kelten hechtten veel waarde aan deze prachtige struik. Voor hen is de struik heilig en ze noemden deze “Ruis”. De rune R uit het Ogham schrift is het symbool wat de Kelten verbonden aan de Vlier. Ogham is een oud schrift dat terug gevonden wordt op oude rune stenen in Engeland, Ierland en Schotland.
Paardenbloem en -blad - Taraxacum officinale
De Botanische naam Taraxacum komt van het Griekse "taraxos" wat wanorde betekent en van "aka" wat remedie betekend. De naam "officinale" betekent "uit de apotheek. De Spaanse naam "Diente de león" (wat leeuwentand betekend) verwijst naar de getande bladeren. Deze verwijzing is ook terug te vinden in de Engelse benaming "dandelion". Ook in het Duitse spreekt men van Löwenzahn. De Franse naam 'pissenlit' (pis in bed) komt van de vochtafdrijvende werking van paardebloem.
De plant dankt zijn Nederlandse naam aan het feit dat dit kruid voor paarden (ook varkens en konijnen) een gewild gewas is. Paardebloemen zijn een belangrijke honingleverancier, een plant waar bijen zelf sterk de voorkeur voor hebben.
Paardebloem heeft een bladrozet waarmee hij iedere andere plant verdringt, de wortel is praktisch onuitroeibaar, dit alles wijst op een grote weerstand en aarding. Na het plukken wordt de stengel snel slap, de hele plant is zeer bitter van smaak. De bloemen staan altijd naar de zon gericht. De gele kleur van de bloemen duidt op een werking voor de
spijsvertering, met name voor de lever.
De jonge blaadjes kunnen als Molsla in het voorjaar gegeten worden in een salade, ook de bloemen kan men eten. Het witte melksap is licht giftig, het zit in alle bovengrondse delen.
Geschiedenis
De paardenbloem was al in het oude Griekenland een gewaardeerde medicinale plant. Onder de oude Germanen was het gewijd aan de godin van de liefde Freya. Het werd voor het eerst beschreven door de Arabische artsen Rhazes en Avicenna en verscheen voor het eerst in kruidenboeken in de 16e eeuw.
Vreemd genoeg niet genoemd door de schrijvers in de klassieke oudheid, ondanks dat de plant in overvloed groeide in alle gematigde gebieden van Europa. In China wordt de plant al in de 7de eeuw genoemd als medicinaal kruid. Door de Arabische artsen wordt het kruid voor het eerst genoemd in de 10de en 11de eeuw, zij noemden de plant 'Taraxacon'. in Wales werd
de plant ook veel in de middeleeuwen toegepast, tijdens de renaissance werd het kruid in toenemende mate gebruikt. in de 20ste eeuw werd de plant gebruikt in de zogenaamde 'taraxacotherapie', voor nieren, blaas en constitutie, dit was toch een wat éénzijdige behandeling. Binnen de Ayurveda wordt Paardebloem toegepast bij leverkwalen.
Orakelplant
Boeren rookte vroeger in het voorjaar hun woonhuis en stallen uit met paardebloemen. Het doel van dit ritueel was, om de boerderij te reinigen van allerlei onzuiverheden. De vruchten werden gezien als een orakel, zoveel parachutes na het wegblazen nog blijven staan zoveel kinderen zal hij of zij krijgen. En wanneer je alle parachutes weg kon blazen mocht je een wens doen.
Als je wilt weten hoe lang je nog te leven hebt, blaas dan de pluisjes van een Paardebloem, zoveel als erop blijven staan, zoveel jaren heb je nog te leven. Op deze manier kun je ook de tijd lezen, zoveel pluisjes als er nog op de Paardebloem staan, zo laat is het. De wortel kan wanneer deze is gedroogd, worden gemalen als koffie, als men hiervan een thee maakt
kan deze voorspellende krachten teweeg brengen. Ook kan men deze thee naast je bed zetten om geesten op te roepen. Om een boodschap aan een geliefde te sturen, kun je Paardebloempluisjes in zijn of haar richting blazen en je boodschap visualiseren. Als je Paardebloemblad begraaft in de zuidwesthoek van je huis, zal er een gunstige wind over blazen.
Grote Gele Gentiaan - Gentiana lutea
De grote gele gentiaan of gele gentiaan (Gentiana lutea) is een vaste plant van de gentiaanfamilie (Gentianaceae). De gele gentiaan is inheems in Europese gebergten, waar ze voor komt tot aan de sneeuwgrens. De plant is, net als alle overige gentiaansoorten, beschermd in de landen waar ze in Europa voorkomt.
Deze genees- en kruidenplant was een belangrijke plant waar toch geen algemeen Germaanse naam voor bekend is. Mogelijk is dit omdat veel soorten verstrooid en in vele gebieden voorkomen. Gentianen, als een van de belangrijkste geneeskruiden, staan onder het beheer van Mars. Ze weerstaan verrotting en gif, en waren een zekere remedie tegen de pest.
Van de oudheid af tot in de 18de eeuw verstond men onder de gentianen algemeen de gele vorm. In de 19de eeuw is de blauwe, G. acaulis, bekend geworden als modebloem.
Beschrijving
De gele gentiaan wordt 0,5 - 1,5 meter hoog. De plant groeit langzaam, pas na 10 jaar komt ze tot bloei. Daar staat tegenover dat ze 40 tot 60 jaar oud kan worden. De grote bloemen groeien in kransen van drie tot tien bloemen in de oksels van de bovenste bladeren. De zaden wegen slechts een duizendste gram en worden door de wind verspreid. Elke plant brengt ongeveer 10.000 zaden voort. De wortels zijn sterk en dik, ter dikte van een vinger.
Naam
Gentius, de koning van Illyrië of Slovenië, heeft de krachten van dit kruid als eerste ondervonden en opgemerkt en daarom voert de naam naar hem. De naam Gentiane blijft ook in de Griekse apotheken behouden al is het dat het Gentiana, de Latijnse zegswijze, genoemd wordt. De plant gentiane, zegt Dioscorides zal zijn naam hebben van de koning van de Illyriers, Gentis (aan de Adriatische zee) in de 5de eeuw v.o.j. die de kracht van de Gentiaanwortel ontdekt zou hebben, waarschijnlijk van de Gentiana lutea. Volgens Plinius zou hij de plant als eerste gebruikt hebben als een middel tegen de pest. Linnaeus nam deze naam over en vermeldde 23 soorten van dit geslacht. Nu zijn er meer dan 400 bekend.
Gebruik
Voor de fabricage van gentiaanlikeur wordt vooral de gedroogde wortel van deze soort gebruikt; slechts zelden worden daarvoor andere gentiaansoorten zoals G. punctata gebruikt, hoewel deze laatste van alle gentiaansoorten de hoogste concentratie bitterstoffen bevat. Ter wille van de likeur wordt ze in Frankrijk ook gekweekt. Voor de introductie van hop
werd ze ook wel gebruikt bij het brouwen van bier.
Vooral de grote gele gentiaan is een beroemd artsenijmiddel bij koorts, maag en darmen, wonden (ook wel van G. pannonica en G. punctata) Om die reden is het gewas in vele gebieden vrijwel uitgeroeid. De grote gele heeft een taaie wortel, de enzian wortel, die eerst wat zoet en dan sterk aanhoudend bitter smaakt. Door de bitterheid worden de weiden waarop het staat door het vee niet aangeroerd.
De wortel wordt ook als eetlustopwekkend en versterkend middel gebruikt. De wortel komt veel voor in geheime middelen tegen maaglijden en dronkenschap. In de volksgeneeskunde gold het als medicijn tegen koorts, jicht, hypochondrie, malaria, darmparasieten en alcoholisme.
Medisch wordt deze en andere grote gentiaanwortels gebruikt in een afkooksel. Ook worden uit het wortelextract pillen gemaakt die als maagmiddel zeer gewaardeerd zijn.
Folklore
Het kruid was ook in gebruik voor toverpraktijken. In oostelijk Duitsland beschermde het tegen betovering en heksen, vooral als er 3 wortels naast het botervat waren neergelegd. In het begin van de 19de eeuw werd deze toen al zeldzame plant algemeen gezocht om het bij kinderen in de wieg te leggen als middel tegen beheksing.
Duizendblad - Achillea millefolium
Duizendblad is een overblijvende of vaste plant. De plant wordt 30 cm tot 1 m hoog. De stengels en bladeren zijn behaard. De bladeren zijn vederachtig, diep ingesneden en donker grijsgroen. De plant bloeit van juni tot september met kleine vaalwitte (soms roze) bloemen in enigszins platte trossen.
Duizendblad is een zeer algemeen voorkomende plant op allerlei grondsoorten. De plant is in het wild te vinden langs paden en wegen en op weilanden.
De Latijnse naam Achillea verwijst naar de Griekse held Achilles. De legende vertelt dat de moeder van Achilles haar zoon doopte in de rivier de Styx om hem onkwetsbaar te maken. Zij hield hem vast aan zijn hiel tijdens deze onderdompeling. Daardoor bleef slechts één klein plekje onbeschermd. Tijdens de Trojaanse oorlog werd hij helaas juist op dit plekje, de fameuze Achillespees, geraakt. Een behandeling met duizendblad bracht zijn redding en sindsdien heeft het kruid zijn naam verkregen. De naam Millefolium verwijst naar de bladeren, mille betekent duizend en folium betekent bladeren.
Duizendblad was heilig voor de Kelten. Dit kruid maakte deel uit van de druïdenceremoniën en werd in een amulet gedragen of uitgestrooid over de drempel van een huis ter bescherming tegen heksen en duistere krachten. Lang bewaarde, gewijde duizendbladstengels werden door druïden gebruikt om het weer van een bepaald seizoen te voorspellen.
De Angelsaksen noemde het kruid, 'gaeru gearwian', dit betekent 'bereiden'' of 'behandelen'. Waarschijnlijk werd er gerefereerd aan de genezende kwaliteiten van het kruid. Zowel door de Angelsaksen als door de Kruisvaarders werd dit kruid gebruikt om wonden te helen die door ijzeren wapens waren toegebracht. In Schotland werd Duizendblad ook gebruikt om boze geesten te weren.
De stengels van duizendblad worden gebruikt bij het raadplegen van het aloude Oosterse orakelboek de I Ching. Op grond van hoe 50 rechte stengels van gelijke lengte vallen (als mikadostaafjes) wordt een hexagram gekozen. Hieraan valt af te lezen wat voor veranderingen je in de toekomst kunt verwachten.
Wilde Cichorei - Cichorium intybus
Cichorei is een overblijvende plant. De plant is 80-90 cm hoog, met een lange penwortel (soms vertakt) tot 75 cm. De penwortel heeft een dunne bast en is van buiten bruin/geel en is binnenin wit. Het heeft een centrale kern met veel kanaaltjes. In de wortel komt een bittere melkachtige (latex) vloeistof voor.
Cichorei vormt bloemstengels en zaden in het tweede jaar (na de eerste winter). De plant bloeit van juli tot augustus met helder blauwe tot lila bloemen. De bloemen openen zich vooral 's morgens en sluiten zich precies 5 uur nadat ze open zijn geweest.
De geschiedenis
De plant heeft zich vanuit het Middellandse zee gebied over de hele wereld verspreid.
De Teutonen gebruikte het als een magische plant om zichzelf onaantastbaar te maken. Volgens oude volksverhalen zijn de bloemen van de cichorei zo mooi helderblauw van kleur omdat ze getransformeerde ogen zijn van een maagd die weende om het schip van haar geliefde, dat nooit weerom kwam.
In de Middeleeuwen werd Cichorei al rond 800 genoemd in kruidenboeken, het wordt vermeld in de vermaarde kruidenlijst van het klooster van Sankt Gallen te Zwitserland. Ten tijde van Napoleon werd bekend dat je ook koffie kon maken uit de wortel. De Witlof en de Andijvie zijn gecultiveerde vormen van de Cichorei, deze ontstonden in het begin van de 20ste eeuw.
Een aftreksel van de gedroogde wortel is een versterkend, licht laxerend middel en is een diureticum. Een afkooksel kan galstenen, nierstenen en ontstekingen van de lever of urine wegen verlichten. Cichorei staat ook bekend om zijn toxiciteit tegen parasieten in de darmen.
Meesterwortel - Peucedanum ostruthium
Meesterwortel werd in de middeleeuwen zeer gerespecteerd en werd niet alleen gebruikt voor medische doeleinden, maar ook als een magische wortel.
In de loop der tijden raakte de meesterwortel in de vergetelheid, misschien wel omdat ze zo makkelijk kon worden verward met andere schermbloemigen. Toen Hildegard von Bingen en haar kruidengeneeskunde werd herontdekt ontstond er weer interesse in de meesterwortel die zeer werd geschat door Hildegard von Bingen.
De knollige wortel die meestal korte en onderaardse uitlopers geeft, bevat talrijke vezels. Van buiten is de knol bruin en van binnen wit. De wortel smaakt bijtend met een kruidig aromatische bijsmaak. Is ‘hotter’ dan peper. Het veroorzaakt vermeerdering van speekselvloed en werd vroeger bij gebrek aan eetlust en maagproblemen gebruikt, ook als toevoegsel bij bitterdranken. Meesterwortel wordt nog steeds aangeprezen tegen tandpijnen en als een prima koortswerend middel.
Vanaf de 16de eeuw is het met zekerheid als specerij in gebruik. Een plant van Mercurius.
Dit kruid is bij de oude schrijvers nergens te vinden. Men vermoed dat het een echt Germaanse geneesplant was. Daarvoor spreekt ook dat ze in Scandinavische landen een bekende oude geneesplant is.
Als sterk ruikend middel was ze ook geschikt om heksen te verdrijven. De in de Johannisnacht gegraven wortel werd op de staldeur gelegd ter bescherming van het vee. Ook rookt men de stal uit met het kruid.